<=
Index
=>
Ils vont où?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Check
Across
5.
ik
12.
waar
7.
jullie
2.
daar
15.
dan
8.
het station
10.
het huis
13.
de winkel
Down
4.
jij, je
11.
gaan
2.
de school
14.
zij, ze
6.
zij, ze
3.
met
9.
wij, we
1.
(nu) al
OK
<=
Index
=>